Ruimschoots toereikendverklaring (I)

De gevolgen voor de beschikkingsbevoegdheid van een executeur en door deze verrichte rechtshandelingen als blijkt dat een afgelegde ruimschoots toereikend-verklaring onjuist was

Een in de zomerperiode gegeven vonnis van het hof Den Haag [ECLI:NL:GHDHA:2025:1536] is voor ons aanleiding om in deze e-clerk stil te staan bij de door een executeur afgelegde ruimschoots toereikend-verklaring. En dan met name wat de gevolgen zijn voor de beschikkingsbevoegdheid van een executeur, en door deze verrichte rechtshandelingen, als blijkt dat de door de executeur afgelegde ruimschoots toereikend-verklaring onjuist was. Onze zaak betreft de nalatenschap van een arts die aansprakelijk was gesteld omdat hij – kort gezegd – beroepsfouten had gemaakt. Na het overlijden van erflater heeft de weduwe van erflater een ruimschoots toereikend-verklaring afgelegd. Vervolgens heeft zij onroerende zaken uit de nalatenschap overgedragen. Uit de ter griffie gedeponeerde boedelbeschrijving bleek dat bij het ‘ruimschoots toereikend zijn’ geen rekening was gehouden met de (eventuele) vorderingen van de voormalige patiënten van de erflater. In procedure blijkt dat zij dit wel had moeten doen en dat de ruimschoots toereikend-verklaring ten onrechte was afgelegd.

Voordat we de gevolgen van de onterecht afgelegde verklaring bekijken, krijgt u van ons eerst wat algemene theorie over de executeur en de ruimschoots toereikend-verklaring.

Een erflater kan bij uiterste wilsbeschikking een of meer executeurs benoemen, art. 4:142 lid 1 BW. En die executeur treedt in functie door de benoeming – al dan niet nadat de kantonrechter een termijn heeft gesteld – te aanvaarden, art. 4:143 lid 1 BW. Voor de aanvaarding gelden verder geen voorschriften zodat die vormvrij en zelfs stilzwijgend kan geschieden.

De executeur heeft tot taak de goederen der nalatenschap te beheren en de schulden der nalatenschap te voldoen, die tijdens zijn beheer uit die goederen behoren te worden voldaan, art. 4:144 lid 1 BW. De erflater kan het takenpakket van de executeur uitbreiden of beperken. Bij een beperking kunt u denken aan de (legaten-)executeur die enkel tot taak heeft het afgeven van (bepaalde) legaten. Een dergelijke executeur wordt wel benoemd om er zeker van te zijn dat de in het testament opgenomen legaten ook daadwerkelijk en zonder tegenstribbelingen met de erfgenamen worden afgegeven. Als de taak van de executeur niet meer omvat dan het regelen van de uitvaart, is ook sprake van een beperking van het wettelijke takenpakket. Deze executeur wordt ook wel een één ster executeur genoemd.

De twee sterren executeur is de (reguliere) executeur die niet meer en niet minder taken heeft dan die volgens het standaardpakket. Die executeur is bevoegd de door hem beheerde goederen te gelde te maken, voor zover dit nodig is voor de tot zijn taak behorende voldoening van schulden der nalatenschap en de nakoming van de aan hem opgelegde lasten, art. 4:147 lid 1 BW.

De erflater kan in het testament vastleggen of de executeur – in afwijking van het standaardregime – niet in overleg hoeft te treden met de erfgenamen over de keuze en wijze van de tegeldemaking dan wel dat hij daarvoor nu net wel toestemming van de erven nodig heeft. Ook met een dergelijke uitbreiding of beperking van zijn bevoegdheden blijft de executeur binnen het ‘twee sterren-kader’.

Dit verandert zodra de persoon van de executeur van de erflater ook bevoegdheden krijgt toegekend die bij een bewindvoerder horen, art. 4:153 e.v. BW en met name art. 4:171 BW. Met zo’n uitgebreid taken- en bevoegdhedenpakket promoveert hij tot een drie sterren executeur. Overigens kunnen ook testamentaire lasten worden ingezet om het takenpakket uit te breiden.

Goed, terug naar de normale twee sterren executeur die in ieder geval tot taak heeft het beheer van de goederen van de nalatenschap. Als een dergelijke executeur ‘rondloopt’ in de boedel heeft dit ingrijpende gevolgen voor de bevoegdheden van de erfgenamen. In art. 4:145 BW lezen we:

‘1. Is een executeur benoemd, die tot taak heeft goederen der nalatenschap te beheren, dan kunnen de erfgenamen, tenzij hij zijn benoeming niet aanvaardt, niet zonder zijn medewerking of machtiging van de kantonrechter over die goederen of hun aandeel daarin beschikken, voordat zijn bevoegdheid tot beheer is geëindigd.

2. Gedurende zijn beheer vertegenwoordigt hij bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen in en buiten rechte.’ (curs. red.)

We zien dat de executeur de erfgenamen vertegenwoordigt. Dit is een privatieve bevoegdheid waarmee is bedoeld dat dit de erfgenamen uitsluit om zelf te handelen. Verder zijn de erfgenamen zolang de bevoegdheid tot beheer van de executeur niet is geëindigd, beschikkingsonbevoegd als zij handelen zonder medewerking van de executeur of machtiging van de kantonrechter. Interessant is dat uit de parlementaire stukken blijkt dat die onbevoegdheid van de erven direct na het openvallen van de nalatenschap intreedt; zelfs als nog onduidelijk is of de executeur de benoeming heeft aanvaard (Parl. Gesch. BW Boek 4 2002, p. 849).

Het voorgaande is ook het geval als op de nalatenschap de wettelijke verdeling of een ouderlijke boedelverdeling van kracht is. Als een ander dan de langstlevende (of c.q. de erfgenaam aan wie goederen krachtens ouderlijke boedelverdeling worden toegedeeld) executeur is, is ook de langstlevende beschikkingsonbevoegd. Hetzelfde geldt als de executeur en de enig erfgenaam niet dezelfde persoon zijn.

Helder, het is duidelijk dat het voor de erfgenamen van belang is om te weten in welke gevallen de taak van de executeur eindigt en zij weer zelf(standig) beschikkingsbevoegd worden, art. 4:149 lid 1 BW:

‘1. De taak van een executeur eindigt:

a. wanneer hij zijn werkzaamheden als zodanig heeft voltooid;

b. door tijdverloop, indien hij voor een bepaalde tijd was benoemd;

c. door zijn dood, het ten aanzien van hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, zijn faillietverklaring, zijn ondercuratelestelling of door de instelling van een bewind als bedoeld in titel 19 van Boek 1 over een of meer van zijn goederen;

d. wanneer de nalatenschap overeenkomstig de derde afdeling van de zesde titel moet worden vereffend;

e. in de bij de uiterste wil bepaalde gevallen;

f. door ontslag dat de kantonrechter hem met ingang van een bepaalde dag verleent.’ (curs. red.)

De erfgenaam die denkt dat het voltooien van de executeurstaak ‘automatisch’ leidt tot het einde van het beheer (en erfgenaam-beschikkingsbevoegdheid) komt bedrogen uit. Uit art. 4:149 lid 3 BW volgt dat:

‘3. Een gewezen executeur […] verplicht [blijft] te doen wat niet zonder nadeel voor de afwikkeling van de nalatenschap kan worden uitgesteld, totdat degene die na hem tot het beheer van de nalatenschap bevoegd is, dit heeft aanvaard.’

Sterker nog, in art. 4:150 lid 1 BW zien we over het einde van het beheer, dat de executeur die zijn taak heeft volbracht, bevoegd is om zijn beheer te beëindigen door de goederen ter beschikking van de erfgenamen te stellen. Voor dit ter beschikking stellen is geen reële overdracht noodzakelijk, maar moet men:

‘[…] veeleer […] denken aan een eenvoudige kennisgeving door de executeur aan de erfgenamen, dat hij zijn taak als geëindigd beschouwt.’ (curs. red.)

Duidelijk, het beheer van de executeur eindigt ook als zijn taak is geëindigd niet van rechtswege, maar pas na kennisgeving door de executeur aan de erven. Die kennisgeving wordt ook wel aangeduid als de ‘Freigabe’, zo lezen we in EstateTip Review, 2005, 06. Aan het slot van dat artikel staat een nuttige tip:

‘Het devies is derhalve: maak een ‘Freigabe-erklärung’ op, zodra de executeur zijn taak heeft voltooid, ook bij een ouderlijke boedelverdeling of een wettelijke verdeling. De rechtszekerheid wordt hiermee zonder meer gediend. De wetgever heeft deze problematiek niet voor niets willens en wetens aan de rechtspraktijk overgelaten’ (curs. red.)

Voor het onderwerp van deze e-clerk is relevant dat de taak van de executeur ook eindigt als de wettelijke vereffening van toepassing is op de nalatenschap. In het welbekende art. 4:202 BW staat zowel wanneer er wettelijk vereffend wordt, als de uitzonderingen daarop. Voor deze e-clerk is alleen het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder a. relevant:

1. Een nalatenschap wordt, behoudens het in artikel 221 bepaalde, overeenkomstig de in deze afdeling gegeven voorschriften vereffend:

a. wanneer zij door een of meer erfgenamen onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard, tenzij er een tot voldoening van de opeisbare schulden en legaten bevoegde executeur is en deze kan aantonen dat de goederen der nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden der nalatenschap te voldoen; geschillen dienaangaande worden door de kantonrechter beslist; […] (curs. red.)

We zien dat beneficiaire aanvaarding in beginsel tot gevolg heeft dat de wettelijk vereffening intreedt.

Hiervoor hebben we in art. 4:149 BW gezien dat het intreden van de vereffening het einde van de taak van de executeur betekent. Daarmee zouden de erfgenamen een instrument in handen hebben waarmee zij het beheer van een hen onwelgevallige executeur zouden kunnen beëindigen en de door de erflater benoemde functionaris uit het zadel te wippen. Als een of meer van hen beneficiair aanvaardt, en als gevolg daarvan de wettelijke vereffening intreedt, zijn immers alle erfgenamen tezamen vereffenaar (art. 4:195 lid 1 BW) en vertegenwoordigingsbevoegd (art. 4:211 lid 1 BW).

De wetgever had oog voor de voor de executeur (en de erflater die deze heeft benoemd) ‘onwenselijke’ bijvangst van de beneficiaire aanvaarding en geeft de executeur in het tweede deel van art. 4:202 lid 1 aanhef en onder a BW een ‘ontsnappingsroute’: de ruimschoots toereikend-verklaring. Als de executeur aantoont dat de nalatenschap een ruimschoots positief saldo heeft, treedt de wettelijke vereffening niet in en blijft de executeur in functie. De executeur die de ruimschoots toereikend-verklaring aflegt, moet wel bevoegd zijn tot het voldoen van de schulden, oftewel (minstens) twee sterren ‘hebben’.

Algemeen wordt aangenomen dat de ruimschoots toereikend-verklaring vormvrij is en ook impliciet (stilzwijgend) kan worden afgelegd. De verklaring werkt van rechtswege, dat wil zeggen dat hij geldig is totdat hij wordt ingetrokken dan wel over een geschil omtrent de verklaring (tussen de executeur en de erfgenamen) door de kantonrechter is beslist, art. 4:212 lid 1 aanhef en onder a BW, laatste bijzin.

Daarmee zijn we aan het slot gekomen van deze bijdrage. In een volgende e-clerk komt in een tweede deel over de ruimschoots toereikend-verklaring de kwestie aan bod wanneer een nalatenschap eigenlijk ruimschoots toereikend is. Is dat al het geval als de nalatenschap ‘net aan’ positief is, of moet er een ruimer positief saldo zijn? Ook bespreken we dan de vraag waar het uiteindelijk om draaide in de zaak van het hof Den Haag: wat zijn de gevolgen als blijkt dat de weduwe van de arts ten onrechte een ruimschoots toereikend-verklaring heeft afgelegd: blijft de overdracht van de onroerende zaken in stand?


Categorieën: Rechtspraak